Krimp dwingt tot keus: dorpsschool of stad

5 november 2017

Houden kinderen in dorpen een basisschool in de buurt? Of leidt krimp tot kaalslag op het platteland? Stella van Gent, wethouder van onderwijs in Súdwest-Fryslân, is een optimist – maar houdt haar hart vast.

Een jaar geleden liet Thea Koster, vertrekkend wethouder van onderwijs in Leeuwarden, een bommetje ontploffen: in een interview waarschuwde zij dat een aantal kleine scholen op het platteland met sluiting wordt bedreigd. Dat komt doordat de gemeente Littenseradiel ophoudt te bestaan en wordt opgedeeld tussen Leeuwarden, Súdwest-Fryslân en de nieuwe gemeente Waadhoeke. Die herindeling, met ingang van 1 januari 2018, dwingt gemeenten na te denken over de opheffingsnorm voor basisscholen die zij hanteren. Scholen die met het aantal leerlingen door deze ondergrens zakken, moeten dicht.

Gemeenten hebben daarbij een keus: er mogen verschillende normen gehanteerd worden voor stedelijk, dichtbevolkt gebied en voor het dunbevolkte platteland. Maar die normen hangen wel met elkaar samen. ,,Simpel gezegd: als de norm in de stad omlaag gaat, moet die voor het platteland omhoog’’, legt Van Gent uit. En daar zit de angst: als Leeuwarden alle scholen in de stad overeind wil houden, zal dat onherroepelijk ten koste gaan van een aantal dorpsschooltjes op het nieuwe platteland dat bij de stad wordt gevoegd.

De Gearhing, die 25 overwegend kleinere scholen voor primair onderwijs beheert in het huidige Littenseradiel, Súdwest-Fryslân en De Fryske Marren, kan in zwaar weer terechtkomen als een aantal scholen in Littenseradiel zou moeten sluiten, op grond van de normen die Leeuwarden gaat hanteren. ,,En dan komen misschien ook de scholen van De Gearhing elders in problemen.’’

Uit becijferingen van de gemeente Leeuwarden blijkt dat een stadsnorm van 177 leerlingen betekent dat de norm voor plattelandsscholen op 34 ligt. Bij een stadsnorm van 150 loopt het minimumaantal leerlingen op de dorpsscholen op tot 40. Een schrikbeeld voor Van Gent, want haar gemeente telt nu 70 basisscholen, waarvan er 14 onder de grens zitten van 40 leerlingen. ,,Soms zijn het er 25, 30, niet meer. Wij hanteren een stadsnorm van 157 en een plattelandsnorm van 33, het is ondenkbaar dat wij het minimumaantal leerlingen voor onze dorpsscholen gaan verhogen!’’

Het interview met Koster leidde tot het zogenoemde ‘Jellumberaad’: alle betrokken gemeenten, schoolbesturen, deskundigen van het ministerie en ook de provincie staken in Jellum de koppen bij elkaar om te bekijken hoe onderwijs op het platteland goed vorm kan worden gegeven in tijden van krimp. ,,Want ook ik heb echt te maken met stevige krimp in mijn gemeente’’, aldus Van Gent. ,,Nu hebben we ruim 9000 leerlingen op basisscholen, over vijftien jaar zijn dat er nog maar 6000. In Sneek en Bolsward valt het mee, maar in de rest van de gemeente zal krimp echt keihard toeslaan!

De gemeente Leeuwarden en ook de provincie houden zich nog stil over de mogelijke oplossingen die uit de hoge hoed kunnen worden getoverd. Er komt een Jellumberaad-2, zegt een woordvoerder van de provincie. Vertellen over de richting waarin gedacht wordt acht hij ‘prematuur’ – eind van de maand moet er meer duidelijkheid zijn. Dat er ergens pijn moet worden geleden, is wel duidelijk.

,,Hoe houd je een kwalitatief hoogstaand onderwijsaanbod op het platteland, en toch nog op fietsafstand voor de leerlingen?’’, vraagt Van Gent zich af. ,,Voor ons is 6 kilometer fietsen nu de norm. Er moeten geen gaten gaan vallen in de onderwijsvoorziening. En als ik dan kijk naar de wijze waarop Leeuwarden opereert, dan bekruipt mij het gevoel dat Leeuwarden misschien wel te stedelijk denkt en zich de vraag moet stellen: wat heeft het platteland nodig?’’